De suikerbiet of beetwortel is een wortelgewas dat wordt geteeld voor de productie van suiker. De plant is een kweekproduct binnen de biet ( Beta vulgaris subsp. vulgaris ). Er zijn tal van rassen, die verenigd worden in de cultivargroep Altissima. In het verleden is de suikerbiet wel beschreven als variëteit ( Beta vulgaris var. altissima ).

De plant wordt tot 80 centimeter hoog.

Teelt

Suikerbieten worden vooral geteeld in de gematigde klimaatzone. De grootste productie vindt plaats op het noordelijk halfrond, waarbij Frankrijk, Duitsland, Verenigde Staten en Rusland de grootste suikerbietenproducenten zijn (in 2007). Met een productie van 27 miljoen ton. De Europese Unie is de derde grootste suikerproducent, na Brazilië en India, die vooral suikerriet telen. Het zaaien gebeurt in de lente terwijl de bieten in de herfst geoogst kunnen worden. Het bietenzaad komt uit landen met een warmer klimaat dan Nederland of België, zoals Frankrijk. De suikerbiet is een tweejarige plant. In het eerste jaar worden reservestoffen opgeslagen in de wortel, die het jaar daarop worden gebruikt voor de bloei en de zaadproductie. Er komen echter ook planten voor, die in het eerste jaar onder ongunstige omstandigheden een bloeiwijze vormen (schieten). Deze bieten moeten verwijderd worden voordat ze zaad vormen, om opslag (onkruidbieten) in het volgende gewas te voorkomen. Bovendien zijn ze ongewenst tijdens de oogst en verwerking van de rest van de bieten.

De oogst vindt plaats in de herfst (vanaf september), waarbij de wortelopbrengst per hectare gemiddeld in Nederland 65 ton was in de jaren 2003 tot en met 2007. De meeste bieten worden geoogst met een zesrijige bietenrooier, waarbij de biet wordt ontbladerd en daarna met messen wordt gekopt. Voor goed kopwerk is een regelmatige stand van de bieten noodzakelijk; bij te kleine bieten blijft er nog blad aan de biet zitten en bij te grote bieten wordt er teveel biet weggekopt.

De teelt van suikerbieten geschiedt geheel machinaal. Voor het machinaal kunnen verzaaien worden de zaden, eigenlijk zaadkluwens met tegenwoordig één kiem, gepilleerd. Pilleren is het opvullen/omhullen van onregelmatige gevormde zaden, met als doel het zaad beter, sneller en preciezer te kunnen verzaaien. Een ander doel is het meegeven van fungiciden en insecticiden om de plant gedurende de eerste groeifase te beschermen tegen schadelijke schimmels en insecten.

Bij de teelt van suikerbieten kunnen talloze ziekten optreden, zoals bladziekten, veroorzaakt door Cercospora , meeldauw, of wortelziekten, bijvoorbeeld rotting veroorzaakt door Rhizoctonia solani . Ook kan er schade ontstaan door aaltjes, insecten, zoals ritnaalden en het bietenkevertje ( Atomaria linearis ) eten van de bietenplanten.

Gemiddeld bedroeg de opbrengst in Nederland in 2005 11.100 kg, in 2006 10.900 kg en in 2007 11.100 kg suiker per ha. De gemiddelde suikerbietopbrengst was in 2007 64.000 kg per hectare met een suikergehalte van 17,4%. De gemiddelde uitbetaalde suikerbietenprijs was in 2007 € 41,31 per 1000 kg bieten. De prijs hangt af van het suikerpercentage van de biet, het gehalte aan amino-stikstof, kalium en natrium en de hoeveelheid meegeleverde tarra.

Suikerfabrieken en bietencampagne

Suikerfabrieken zijn gevestigd in de teeltgebieden van de suikerbiet. In Nederland zijn deze gevestigd in Hoogkerk (Suiker Unie) en Dinteloord (Suiker Unie), in België o.a. in Tienen.

In suikerfabrieken wordt de suiker uit de bieten gehaald en geraffineerd. Tijdens de zogenaamde bietencampagne in de herfst worden de grote hoeveelheden bieten naar de fabrieken gebracht. Het overgrote deel van de bieten wordt geoogst tussen half september en half november. Later oogsten geeft risio’s omdat de biet slecht tegen vorst kan. De verwerking vindt plaats van half september tot half januari. In deze periode wordt suiker uit de bieten gehaald. De rest van het jaar wordt gebruikt om de fabriek schoon te maken, te onderhouden en klaar te maken voor de volgende campagne.

In de fabriek worden de bieten eerst gewassen en in reepjes gesneden (snijdsel). De suiker wordt aan de fijngesneden biet onttrokken met warm water. Het zo ontstane ruwsap moet echter eerst gezuiverd worden, men voegt daar onder andere kalk voor toe, dat later als schuimaarde in de landbouw wordt gebruikt, zie carbonatatie. Daarna dikt men het sap in tot diksap, waarin bij verder indikken de suikerkristallen gevormd worden. Om de vorming van kristallen te stimuleren wordt een beetje poedersuiker toegevoegd. Door centrifugeren scheidt men de kristallen van de overgebleven stroop, die melasse genoemd wordt en apart wordt verkocht, bijvoorbeeld voor de productie van alcohol. De kristalsuiker wordt goed gedroogd en opgeslagen in silo’s. Gedurende de loop van het jaar wordt de suiker verpakt en vervoerd. Het snijdsel waaraan de suiker is onttrokken (pulp) dient als veevoeder.

Uit kristalsuiker worden diverse andere produkten gemaakt, zoals basterdsuiker, poedersuiker en suikerklontjes. In Nederland worden de bieten direct tot suiker verwerkt. In het buitenland vindt soms een deel van de verwerking van het diksap buiten de campagne plaats.

Geschiedenis

Voor de ontdekking van de suikerbiet als suikerproducent was suikerriet na honing de voornaamste zoetstof.

Suikerriet werd in Nederland geïmporteerd vanuit tropische landen. Na de Franse revolutie kwam door de Britse blokkade van continentaal Europa de invoer van rietsuiker onder druk te staan, en werd de prijs zeer hoog. Men ging daarom op zoek naar vervanging van suikerriet door een alternatief. Eerder, aan het begin van de 17e eeuw, had de Fransman Olivier de Serres al suikerkristallen in bieten ontdekt. De Duitser Andreas Marggraf slaagde er in 1747 in om het sap uit de bieten en wortelen te halen en de suiker te kristalliseren. Franz Achard verbeterde door selectieve teelt het suikergehalte van de Silesische voederbiet, zodat de “suikerbiet” ontstond en hij stichtte in 1802 de eerste suikerfabriek. De suikerbieten bevatten toen nog slechts 6% suiker. Benjamin Delessert verbeterde de zuivering. Napoleon kreeg interesse in het nieuwe product en wees veel gebieden aan waarop voortaan suikerbieten moesten worden geteeld. Charles François Lebrun, de prins-stadhouder propageerde de suikerbiet in de Nederlanden. Toen de oorlogen waren afgelopen, stortte de teelt van suikerbieten weer in, omdat rietsuiker weer goedkoop werd. Na de afschaffing van de slavernij steeg de prijs van het suikerriet opnieuw. De suikerriet plantages werden namelijk voordien bemand met slaven, een zeer goedkope vorm van arbeid.

In de 20e eeuw maakt landbouwmechanisatie en éénkiemig zaad de bietenteelt veel eenvoudiger. De teelt van suikerbieten is sinds 1968 afhankelijk van de marktpolitiek van de Europese Unie. Sinds 2006 is een hervorming van de suikermarkt in de EU gaande met lagere prijzen voor suiker en suikerbieten. Boeren mogen daarnaast een maximale hoeveelheid suiker produceren via een quota-systeem. Het areaal krimpt zover dat de EU netto importeur van suiker gaat worden.

Hoewel suikerbieten niet te eten zijn vanwege hun hardheid, werden ze tijdens de hongerwinter in de Tweede Wereldoorlog wel gegeten, net als tulpenbollen. Men had er speciale raspen voor.

De wereldsuikerproductie verzevenvoudigde tussen 1900 en 1964. In de westerse wereld daalt de consumptie inmiddels licht vanwege gezondsheidsperikelen en het gebruik van kunstmatige zoetstoffen. De toename van de wereldsuikerconsumptie zit vooral in landen als China en India.

Suiker in Nederland

In Nederland wordt jaarlijks ongeveer 72.000 ha suikerbieten geteeld. Nederland kent nog één concern die suikerbieten tot suiker verwerkt: Suiker Unie. Suiker Unie is op coöperatieve leest geschoeid en is een dochteronderneming van Royal Cosun. In 2006 werd de suikerdivisie van CSM overgenomen door Cosun (Suiker Unie) voor ruim 200 mln euro (+cash saldo).

Ongeveer 13.500 suikerbietentelers zijn lid van de Koninklijke Coöperatie Cosun U.A. die de bieten bij de Suiker Unie laten verwerken in de suikerfabrieken bij Dinteloord en Hoogkerk (Vierverlaten. De fabriek bij Puttershoek is eind 2004 gesloten en de fabriek bij Groningen heeft in 2007 haar laatste campagne verwerkt.

CSM Suiker bv. had één suikerfabriek in Hoogkerk (Vierverlaten), ten westen van Groningen. Deze fabriek is inmiddels overgedragen aan de Suiker Unie. De fabriek in Breda is begin 2005 gesloten, hoewel de productie van vloeibare suiker voor de voedingsmiddelenindustrie, bastardsuiker en stroop (vooralsnog) gehandhaafd blijft.

In Limburg verzorgt de coöperatie Covas voor 1.100 leden de complete afzet van in totaal 6.000 hectare suikerbieten. Covas beschikt daartoe over een verlaadstation in Born. Het verlaadstation beschikt over een installatie voor het uitschonen van grond. De bieten gaan verder per schip naar Suiker Unie.

Naast deze transportactiviteiten verzorgt Covas ook teeltbegeleiding en de verkoop van een aantal bijproducten van de suikerindustrie, zoals bietenpulp voor veevoer en de kalkmeststof BETACAL (schuimaarde) voor bouwland. Voor een goede marktwerking in suikerreferenties beschikt Covas over een Suikerbeurs. Verder verzorgt Covas de afzet van 700 hectare cichorei naar Sensus en 450 hectare brouwgerst voor de Limburgse bieren van Gulpener. Covas draait op een team van acht personen, dat in de oogstperiode wordt aangevuld met ongeveer honderdvijfentwintig campagne-medewerkers.

CSV is een suikerbietentelerscoöperatie in Oost-Brabant met 1.300 leden die hun bieten van in totaal 5.200 hectare aan CSV leveren. De activiteiten van CSV staan in het teken hiervan. Dat gaat vanaf de zaadbestellingen, via de intensieve teeltbegeleiding tot uiteindelijk de uitbetaling volgens ons eigen uitbetalingssysteem. CSV biedt een intensieve begeleiding van telers en teeltomgeving (bijvoorbeeld loonwerkers), waardoor een zo optimaal mogelijk rendement voor de teler gerealiseerd wordt.

CSV kent de bietenteelt als kernactiviteit en heeft als nevenactiviteiten een breed scala aan onderwerpen dat daarmee verband houdt. CSV heeft een aantal dochterondernemingen: Nevenproductenhandel bv (NPH), Aardappeltelers Zuid Nederland bv (AZN) en Euro Ginseng bv (Euro Ginseng). Deze ondernemingen richten zich op andere activiteiten dan suikerbieten (o.a. handel in Betacal en andere meststoffen, teelt cichorei, teelt en handel aardappelen en de bewerking en verkoop van ginsengwortels en -producten).